HEWI MAG / Knowledge
Moderne scholenbouw: hoe architectuur het leren bevordert
Een gastartikel van Natascha Meuser | Architect en uitgever in Berlijn
Heeft het ontwerp van de ruimte in onderwijsgebouwen een invloed op kinderen? Kan de moderne schoolbouw het leren vergemakkelijken en bevorderen in de zin van een "positieve leer"-benadering? Natascha Meuser verkent deze vragen in dit gastartikel.
Goede pedagogie heeft goede architectuur nodig
In het uiterste geval leidt dit postulaat tot het begrip "ruimte als derde pedagoog" van Loris Malaguzzi. Ten eerste is dit een zeer beknopte formulering. Maar wat betekent het?
"De ruimte" verwijst naar de betekenishorizon van de architectuur, terwijl "de pedagoog" impliceert dat het gaat om de handeling van het opvoeden. In deze zin wordt de verpersoonlijking van de ruimte opgeroepen: ruimte voedt op.
Dit zou ons echter eerst tot een conflict brengen. In de architectuur is de ruimte geen acteur. De ontworpen ruimte is slechts het intellectuele product van de architect. Daarom rijst de vraag: Zodra de architect voor onderwijsinstellingen plant en ontwerpt, handelt hij dan op zijn minst indirect als opvoeder?
Als wij vandaag de dag aan de architectuur opnieuw de taak toekennen om met ontworpen ruimten de gebruikers op te voeden, dan gaat daar de eis mee gepaard dat de architect zich bewust moet zijn van zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid en de consequenties van zijn bijdragen aan de bouwcultuur en daarvoor de deskundigheid van opvoeders nodig heeft.
Moderne scholenbouw - eisen voor onderwijsarchitectuur
Hedendaagse onderwijsvoorzieningen in het algemeen en uitrustingsoplossingen voor kleuterscholen, lagere en middelbare scholen in het bijzonder moeten aan een breed scala van eisen voldoen. Deze eis aan de architectuur zou niet nieuw zijn.
De architectuur die vandaag de dag blijkbaar speciaal voor kinderen wordt verlangd, is een welsprekende uitdrukking van het feit dat sinds de opheffing van de klassieke gezinsstructuur vaak op een verrassend desoriënterende manier is geëxperimenteerd met de vraag hoe kinderen "zonder een slecht geweten" in een geïndustrialiseerde wereld kunnen worden ondergebracht.
De gebouwen moeten op lange termijn bestand zijn tegen hoge belastingen en moeten dus robuust zijn geconstrueerd. De binnenstructuur van het gebouw moet daarom worden aangepast aan de behoeften van de respectieve leeftijdsgroepen.
Bouwen voor kinderen is een zeer complexe taak
Een basisbehoefte van kinderen (en van ouders) is veiligheid en geborgenheid. Veiligheidsbeheer, met name in natte ruimten, is dan ook een onontbeerlijke en bijzonder complexe taak, temeer daar sommige aspecten zichtbaar en andere zo onzichtbaar mogelijk moeten zijn. Concreet betekent dit een gemakkelijk toegankelijke en vooral ook barrièrevrije uitrusting.
De opgave voor de architectuur zou dus vooral zijn om te proberen deze aan het systeem inherente structurele problemen op te lossen door de binnenstructuur van het gebouw aan te passen aan de behoeften van de betreffende leeftijdsgroep.
Ontdek hoe in de Hans-Thoma-school in Oberursel in hoogte verstelbare sanitaire oplossingen zich aan de individuele behoeften van de gebruikers aanpassen.
Een actuele trend in gebouwen voor kinderen is dat de architectuur ruimten moet bieden waarin het kind zich schijnbaar ongestoord kan bewegen, vrij zijn bezigheden kan kiezen in een toenemende mate van zelfverantwoordelijkheid - vrijwel zonder tussenkomst van volwassenen en bovenal vrij van gevaar. Het feit dat bouwen voor kinderen een zeer complexe opgave is en aan eigen wetten onderhevig is, wordt al bepaald door de schaal van het kind.
De architect staat voor een onbekende opgave, aangezien hier zowel met de schaal van de volwassene als met die van het kind rekening moet worden gehouden. Het kind ervaart ruimte anders dan een volwassene. De planners moeten zich hieraan aanpassen wat betreft de dimensionering van de ruimten en de onderdelen, alsmede de inrichting, met name in sanitaire ruimten.
In de moderne schoolbouw is het lokaal de derde opvoeder
De leefruimte van een kind wordt gekenmerkt door vier functionele parameters: sociale interactie, mogelijkheden om zich terug te trekken, vrij definieerbare actieruimten en ontspanningsruimten. In de kleuterschool of school moet de architect deze factoren kunstmatig tot stand brengen en ze voor het kind in harmonie brengen met de veranderde omgevingsomstandigheden of met de omgeving buiten het gezin. Zijn ruime, hanteerbare ruimten goed voor de kinderen of eerder voor de verzorgers?
Het concept van de ruimte als derde pedagoog impliceert enerzijds de onwetendheid over de mogelijkheden van de architectuur en anderzijds het zoeken naar oplossingen voor het menselijk samenleven. Daarom moet ernaar worden gestreefd dat zowel de opvoeders als de beroepsgroepen die betrokken zijn bij de planning van gebouwen voor kinderen zich bewust zijn van de complexiteit van de architectuur met het oog op de leeftijds- en ontwikkelingsgebonden kenmerken van kinderen.
Als wij iets willen leren van de door mensenhanden ontworpen omgeving, dan kan het alleen maar gaan over de perceptie van harmonie en proportie, licht en kleur, materiaal en oppervlak - en natuurlijk over de architectonische ruimte.
Verdere artikelen
De auteur
NATASCHA MEUSER
geboren in 1967 in Erlangen. Architect en uitgever in Berlijn. Studeerde in Rosenheim (binnenhuisarchitectuur) en in Chicago aan het Illinois Institute of Technology (Master of Architecture). Professor aan de Anhalt Universiteit voor Toegepaste Wetenschappen in Dessau. Doctoraat aan de Technische Universiteit van Berlijn. Talrijke publicaties op het gebied van ontwerptheorie en onderwijsgebouwen, alsmede onderzoek naar de geschiedenis van de architectuur en de zoölogie. 2020 Stichting van het Instituut voor Dierentuinarchitectuur van de Hogeschool Anhalt.
"De architect staat voor een onbekende opgave, want hier moet zowel met de normen van de volwassene als met die van het kind rekening worden gehouden. Het kind ervaart de ruimte anders dan een volwassene."